Illustratie door Anke Knapper
Ax negeert de onbedwingbare behoefte zijn helm af te zetten. Hij draait zijn hoofd heen en weer in een poging iets te doen aan het gekriebel in zijn nek. Zijn handen werken routinematig door aan het verzamelen van gedolven edelstenen. Het gehavende pak dat zijn lichaam tegen de vijandige atmosfeer moet beschermen belemmert hem. De stof is stug, de dubbele lagen onhandig. Bovendien schuurt de rand van zijn helm over het metalen baken in zijn nek. Het uitstulpende object, dat erin is gezet om hem overal te kunnen traceren, prikt in zijn vel. Zijn gedachten dwalen af, weg van de dwangarbeid die hij de komende maanden nog zal moeten doen.
In de verte, aan de rand van de Iney, het hoogste bergmassief op de planeet Alorion, piepen de eerste oranje stralen van de rode ster al achter de rotsen. Hij voelt de hete stralen naderbij komen; langzaam voortkruipend in de richting van de groeve. De lucht boven de grijze grond die al zovele malen is verschroeid, begint te bewegen alsof het wil ontsnappen aan de verzengende warmte. Ax zucht en krabt agressief aan het baken in zijn nek.
“Ax, twee centron,” zegt de bewaker tegen hem, terwijl hij wegloopt in de richting van een grot.
Ax mompelt wat centron of minuten, het maakt niets uit; als hij niet op tijd is, verschroeit de bodem en de waardevolle vondst voor hem tot waardeloze as. Tot het laatst mogelijke moment, verzamelt hij de edelstenen en stopt ze in de zak waar met grote letters ‘Bezit Alorion 1’ op staat.
Bezit van Alorion, dat is hij, en het is zijn eigen schuld. Een gevangene omdat zijn honger hem onvoorzichtig maakte. Roekeloos zelfs, maar op het moment dat hij de vrouw van de Meester, met haar zoete bedwelmende geur, in zijn armen hield, had het hem niets kunnen schelen.
“Ax!”
De stralen zijn dichterbij dan hij ze ooit heeft laten komen. Hij rent met zware passen naar de grot, achtervolgd door het hete licht. De zware deur glijdt achter hem dicht.
“Idioot! Geef die zak en ga zitten!” buldert de bewaker.
Ax draait de handschoenen van zijn pak en klikt daarna zijn helm open. Eindelijk kan hij aan dat jeukende plekje in zijn nek krabben. Er kleeft een klein beetje bloed aan zijn vingers. Hij zuigt het met half gesloten ogen op.
De anderen zitten aan hun maaltijd. De bewaker schuift hem een bakje plakkerige brij toe, terwijl hij gaat zitten aan de uiterste rand van de tafel. Even denkt hij erover om het walgelijke spul op de grond te laten vallen, maar hij zet het aan zijn lippen en laat de klonterige pap in zijn keel glijden. Zijn vingers ruiken nog naar bloed. De geur roept het beeld op van de vrouw van de Meester. Hij herinnert zich de smaak van haar huid: ziltig en zoet. Hij likt over zijn lippen. Ax schudt zijn hoofd en sluit zich achteraan in de rij wachtende gevangenen. Nog even en dan worden ze weer naar buiten gedreven. De handschoenen en helm zitten weer vast. Een koele constante stroom lucht blaast tegen zijn vizier. Nog geen tien passen buiten de grot begint zijn nek alweer te kriebelen.
Pas na tien keer het ritueel van in en uit de grot halen, komt het transportschip hen ophalen. Ax laat zich in een stalen stoel vallen, totdat het tijd is voor zijn spoeling. Het werken in een beschermend pak is zwaar, voor anderen haast niet te doen. Ze hebben wallen onder hun ogen, grauwe gezichten, ingevallen wangen. Slechts een paar plukken haar plakt op hun kalende schedels, veroorzaakt door de straling aan de oppervlakte van Alorion.
Hoewel Ax moe is, heeft het verder geen vat op hem. Op zijn hoofd zit nog een volle bos donker haar. Terwijl de stevige spoelingstralen hem ontsmetten en verfrissen, bijt hij net zolang in zijn wang tot het begint te bloeden en de druppels in zijn keel lopen.
Als de bewakers hen uit het transportschip drijven en in de richting van hun Kwartier sturen, kijkt Ax naar boven in de grote hal. Op de brede, lichte galerij zo’n tien meter boven hen staat de bloedmooie, roodharige Nani. De vrouw die ervoor zorgde dat hij hier beneden staat. De vrouw die hem, nadat zij talloze keren haar lichaam volledig aan hem had overgegeven, beschuldigde van ongewenst gedrag toen zij bij het afscheid betrapt werden. Ze glimlacht als ze hem ziet. Dan draait ze zich om naar de man die met zijn rug naar hem toe staat. De Meester. Net voordat hij de deur naar zijn Kwartier binnengaat, klinkt de stem van de Meester.
“Axnilio Raver, kom boven.”
Een bewaker begeleidt hem naar de lift. Op de galerij kijkt Ax naar de kleine groene planten. Het contrast met de kleurloze wereld buiten is schrijnend. De kamer van de Meester is zo weelderig ingericht dat het lijkt alsof hij terug is op aarde. Dik tapijt waar zijn voeten een centimeter in wegzakken ligt op een glanzende marmeren vloer. De Meester en Nani zitten op een hemelsblauwe sofa halverwege de open ruimte. Door de glazen wand achter hen ligt de horizon van Alorion, met daarachter in de verte planeet Rion.
“Laat ons alleen,” zegt de Meester tegen de bewaker.
De flauwe glimlach ligt nog steeds op Nani’s lippen. Een vleug van haar lichaamsgeur drijft Ax’ neus binnen.
“Het lijkt erop dat deze plek je onbewogen laat.”
De Meester fronst zijn wenkbrauwen terwijl hij Ax opneemt. Als hij niet antwoordt, buigt de Meester iets naar hem toe.
“Normaal gesproken valt je haar uit en worden je tanden bruin, en je huid…”
“Ax is niet normaal.”
Ax’ kijkt naar Nani’s rode lippen. Snel richt hij zich weer tot de Meester.
“Blijkbaar maakt iets je weerbaar tegen de straling,” zegt hij. “Dezelfde eigenschap die je onweerstaanbaar maakte voor Nani.”
Ax legt een hand op zijn gekruiste benen.
“Nani vertelde me wat gebeurd is, die avond toen je, toen ik jullie samen aantrof en je heb laten arresteren.”
“Hij wilde me niet geloven, Ax.”
Nani’s rode haar golft over haar schouders, wanneer ze haar hoofd schudt.
“Ik zal eerlijk tegen je zijn, Axnilio Raver.”
“Ax.” Hij haat zijn volledige naam.
De Meester knippert met zijn ogen en gaat verder:
“Als zelfs de straling van Alorion je niets doet, dan moet dat wat Nani zegt wel waar zijn.”
“Wat verwacht je van mij?” vraagt Ax met een blik vol ingehouden woede.
“Geef mij wat je haar gaf.”
Ax lacht kort.
“Van Nani scheen je geen genoeg te krijgen.”
“Nani is een vrouw.”
“Ik ben invloedrijk,” zegt de Meester en blikt even naar zijn echtgenote.
In Ax’ nek begint het gekriebel weer. Hij reikt naar achteren, draait het kleine baken uit de basis van zijn nek en smijt het op tafel. Het lampje knippert en gaat daarna uit. Bloeddruppels zijn op het witte blad gespat. Hij onderdrukt de neiging om ze op te vegen.
“Je komt van Rion.”
De Meester wijst met zijn duim over zijn schouder, naar de planeet die Ax’ thuis was.
“Op aarde gaan verhalen over wezens zoals jij.”
“Je ziet mij als een wezen?” Ax’ klemt zijn vingers om zijn enkel.
“Iedereen dacht dat buitenaards leven onvoorstelbaar was.”
Ax heft zijn hand op.
“Waarom zou ik het jou geven?”
“Ik ben de persoon die de opdracht kan geven je te laten vernietigen.”
“Goed punt.”
Ax pakt de weke hand van de man. Donkere aders liggen op het oppervlakte, de huid zacht en vet. Ax richt zijn starende blik op de ogen van de man die zijn lot in handen denkt te hebben en schiet zijn hoektanden naar beneden. De Meester glimlacht zenuwachtig, maar trekt niet terug. Ax deelt een vluchtige blik met Nani en zet daarna zijn tanden in de pols van de Meester.
De man kermt zacht. Ax proeft met gesloten ogen kleine energie-explosies op zijn tong, voelt de hitte van het bloed zijn keel inlopen. Een tweede set vlijmscherpe tanden glijdt in zijn gehemelte naar beneden, deze tanden zijn hol, vullen zich met zijn eigen bloed, klaar om over te stappen naar het lichaam van de Meester. Zodra het proces is voltooid, valt het lichaam dat Ax gebruikte op de grond. Hij likt zijn lippen.
“Je hebt hem niet alles verteld, Nani.”
Haar ogen glinsteren als ze hem opneemt.
“Het is alsof de tijd tien jaar terug is gedraaid.”
Ze laat zich gewillig in zijn armen glijden. Haar vingers dwarrelen over zijn borst. Hij pakt ze vast en legt zijn hand in haar nek, haar geur opsnuivend.
“Je zoete bloed.”
Hij likt over haar keel en voelt haar slikbeweging onder zijn tong.
“En dat van mijn drie zussen. Je hebt beloofd ons te beschermen.”
“Ik weet het,” fluistert Ax tegen haar huid, daar waar de dikke ader onder het oppervlakte ligt.
“Een oud geslacht. Langzaam gerijpt, als volle wijn.”
Nani’s nagels schuren zacht over zijn huid. Zijn lippen vinden de perfecte plek en hij stoot zijn tanden door de oppervlakte. De intense smaak van haar bloed zijn de maanden dwangarbeid meer dan waard. Ik ben ook niet helemaal eerlijk tegen jou geweest, denkt hij, terwijl haar vingers van zijn arm glijden en het levenslicht uit haar ogen verdwijnt. Ax roept de bewakers naar binnen. De mannen kijken van het levenloze lichaam van de dwangarbeider, naar Nani en naar Ax de Meester.
“Voer hen af,” zegt Ax.
Wanneer het ruimteschip de grote afstand naar de aarde bijna heeft afgelegd, kijkt Ax door het raam naar de blauwe planeet.
“Meester, we zijn bijna klaar om te landen.”
De man knikt en buigt voor hem. Diep in hem groeit de nooit aflatende honger, en het vooruitzicht van de jacht en het bloed van Nani’s zussen vult hem met extase.
EINDE